De vierde regering Balkenende toont weinig ambities op het terrein van
innovatie en kenniseconomie. Afgelopen juli kondigde het kabinet al aan dat
het de eigen aspiraties omlaag schroefde.
Ambities omlaag
Had de regering eerst het streven om per jaar 1.0 procent van het bruto
binnenlands product uit te geven aan onderwijs, kennis en innovatie, in juli
paste het kabinet die ambitie aan naar 0,6 procent – het gemiddelde van de
Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) in 2006.
Daar heeft het kabinet op Prinsjesdag niets aan veranderd. In 2010 geeft het
maar weinig extra uit aan directe stimulering van innovatie bij bedrijven:
het ministerie van Economische Zaken begroot 102,9 miljoen euro aan
uitgaven. Voor 2009 was dat 90,5 miljoen, dus het gaat om een stijging van
12,4 miljoen euro.
Op een totale begroting van 2,7 miljard euro (voor Economische Zaken) is 102,9
miljoen niet veel.
Lissabon 2010 2020
Maar dat is allemaal nog niets vergeleken bij de achterstand op de Lissabon
2010 agenda, die de Nederlandse regering ondertekende. Nederland sprak met
andere Europese landen af dat de regering gezamenlijk met het bedrijfsleven
3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) zou uitgeven aan onderzoek
en ontwikkeling.
De 2010-agenda is volstrekt mislukt, en dus wordt tegenwoordig door de
Sociaal-Economische Raad (SER) maar gewerkt aan een nieuwe, de Lissabon
2020-agenda.
Inbreng overheid en bedrijfsleven
Dat is niet zo gek. Want niet alleen de overheid laat het afweten. Het
bedrijfsleven investeert nog veel minder dan het volgens de Lissabon-agenda
zou moeten doen.
Het idee achter de Lissabon-agenda is dat de overheid één derde van de 3
procent bbp voor zijn rekening neemt en het bedrijfsleven twee derde.
Volgens een overzicht van de regering gaf de overheid in 2007 0,67 procent uit
aan onderzoek- en ontwikkeling als percentage van het bbp. Een derde minder
dan beloofd. Het bedrijfsleven gaf 1,03 procent van het bbp. Net de helft
van wat het zou moeten doen.
Onderzoek in buitenland
Dat de investeringen in onderzoek door private bedrijven in Nederland
relatief tegenvallen, komt doordat veel Nederlandse en in Nederland
gevestigde internationale bedrijven hun onderzoek en ontwikkeling laten doen
in het buitenland.
Er worden in Nederland verhoudingsgewijs wel veel octrooien aangevraagd voor
nieuwe ontdekkingen, iets waar graag goede sier mee wordt gemaakt.
Ter illustratie: in 2008 werden op één miljoen personen van de
beroepsbevolking 813 octrooi-aanvragen gedaan in Nederland. Het Europese
gemiddelde dat jaar was 269. Ook in alle voorgaande jaren zat Nederland ver
boven het EU-gemiddelde.
Maar daar hebben we weinig aan als het onderzoek is uitgevoerd in India. Meer
octrooi-aanvragen betekent niet automatisch meer handen aan de
ontwerpcomputer of aan het reageerbuisje.
Octrooibox wordt innovatiebox
En toch besluit het kabinet om dit jaar juist de definities en voorwaarden
van de zogenaamde 'octrooibox' te verbreden.
Dat is een korting van 10 procent op de afdracht van de
vennootschapsbelasting, die nu 25,5 procent is. Ook verwijdert de regering
de maxima-plafonds binnen de box, en voegt het onderzoek dat wordt gedaan in
het kader van onderzoek en ontwikkeling (maar waarvoor nog geen octrooi is
aangevraagd) toe aan de octrooibox.
De regering verandert de naam van de aftrekpost vanwege veranderingen nu in
'innovatiebox'. Prachtig allemaal, maar het kabinet stimuleert zo vooral dat
bedrijven hun octrooien in Nederland aanvragen. Het zou veel nuttiger zijn
als het zou bevorderen dat meer van die aanvragen door Nederlandse
onderzoekers worden gedaan.
WBSO uitgebreid
Zijn er dan geen lichtpuntjes te bekennen in de begroting? Het kabinet heeft
de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) uitgebreid, waardoor
meer startende en innovatieve bedrijven in aanmerking komen voor allerhande
fiscale aftrekmogelijkheden.
Tot nu toe kwamen vooral grote, gespecialiseerde bedrijven in aanmerking, maar
het kabinet heeft - op aanraden van het Innovatieplatform - besloten het
veld te verbreden. Daardoor komen nu ook meer middelgrote en kleinere
bedrijven onder het regime te vallen.
Uitgaven aan innovatie
Maar alles bij elkaar genomen is er geen reden om vrolijk te worden. Uit de totale
uitgaven van het ministerie van Economische Zaken aan innovatie, blijkt
de komende jaren niet veel ambitie.
Het kabinet zette vóór de kredietcrisis nog een stijgende lijn in qua
uitgaven, wat logisch is daar premier Balkenende zich in persoon verbond aan
de kennisambities door voorzitter te worden van het Innovatieplatform.
Maar de crisis gooide roet in het eten, de kosten van de verzorgingsstaat
drukken zwaar, en er is minder geld. En dus wordt de kenniseconomie op een
lager pitje gezet.
Dat is heel jammer. Want juist in een tijd waarin banken twee keer nadenken
voordat ze geld uitlenen en investeerders ook op de centjes letten, zou het
de overheid moeten zijn die het estafettestokje overneemt - al is het
tijdelijk - en de kenniseconomie extra stimuleert.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl